wat een pest, die mist, zei de pessimist
trekt wel weer op, die mist, zei de optimist
(tegeltje op het toilet bij mijn ouders)
Ik verwijs naar dit tegeltje omdat dit zo mooi weergeeft hoe ik optimisme en pessimisme zie. Het is de manier waarop jij kijkt naar de levenspraktijk waarin je voortbeweegt. Iedere dag krijgen we allemaal te maken met omstandigheden waar we niks aan kunnen doen. Maar we kunnen wel bepalen hoe we erover denken en hoe we er naar handelen.

En hier heb ik dus een ontdekking gedaan: Ik handel het snelst, het makkelijkst, vanuit de overlevingsstand. Als ik het toelaat, kan ik heel makkelijk overgaan van leven naar overleven. Doen wat er gedaan moet worden, conform de regels die niemand kent, vol frustratie en klaagzang omdat het leven me citroenen geeft en geen water en suiker om er limonade van te maken.
Ik was 16 toen ik in therapie ging, omdat ik het leven zag in grijze kleuren. En al snel kreeg ik door dat ik niet veel gelukkiger zou worden van de manier waarop de therapie was opgezet. Ik kreeg tools om te overleven, ik kreeg voorbeelden over hoe ik anderen kon helpen te overleven. Maar daar bleef het bij. Gelukkig ontdekte ik ook de heerlijkheid van boeken. Boeken waarin mensen niet aan het overleven waren, maar aan het leven. Aan het genieten van de dagelijkse dingen, het ontdekken wat hun kernwaarden waren en hoe zij omgingen met de dagelijkse frustratie momenten.
Ik ging er naar vragen bij mensen in mijn omgeving en kreeg voorbeelden hoe mensen ontdekten waar je van kon genieten in het leven; eten, vriendschap, spelen, muziek, knuffelen, geuren. En als je dat iedere dag oefent om die dingen te vinden, dan vind je een moment van geluk. Langzaam begon het leven weer wat meer op leven te lijken (en wat minder op overleven)

In mijn studentenleven kreeg ik de kans om zaken naast elkaar te leggen; de survivors en hun tips om de jungle door te komen en de vakantiegangers, die zelfs tijdens deadline-tijden de tijd vonden om te genieten van een biertje op het terras. Ik voelde me heen en weer geslingerd tussen plezier hebben en opdrachten uitvoeren. Hieruit groeide een nieuwe uitdaging: hoe kan ik plezier hebben in wat ik moet doen?
En iedere keer als ik het antwoord denk te hebben, veranderd het leven weer. Zo zit ik nu in de fase dat ik het vaker niet dan wel weet.
Yoga heeft mij geleerd dit oke te kunnen vinden (de ene dag lukt dat ook beter dan de andere dag). Het oke vinden dat je het niet weet en dat het antwoord misschien niet eens aan mij is, is een vreemde bevinding en soms doodeng. Alleen al dat toegeven (en hier opschrijven) doet iets met mij. Een vreemde rilling door mijn bovenlijf. Het verstrakken van mijn schouders en als ik hier niets aan doe, sta ik weer stijf onder de stress omdat ik dit wil overleven. Zo snel gaat het dus.